Stichting voor VeearbitrageStichting voor Veearbitrage 
 
Home
Algemene informatie
Gang van zaken
Arbitrage-reglement
 

ARBITRAGEREGLEMENT

§ 1 - BEGRIPSBEPALINGEN

1.
Veearbitrage
Onder Veearbitrage wordt verstaan de Stichting voor Veearbitrage, gevestigd te 's-Gravenhage.
2.
Geschillen
Onder de geschillen, welke krachtens dit reglement tot arbitrage of bindend advies kunnen leiden, worden verstaan alle geschillen in de ruimste zin van het woord, ontstaan in verband met of als gevolg van overeenkomsten, daaruit voortspruitende verbintenissen en/of verbintenissen uit de wet, alles indien en voor zover het onderwerp van de overeenkomst huisdieren betreft of de verbintenis uit de wet voortvloeit uit een transactie ter zake van huisdieren of uit een gebeurtenis waarbij huisdieren betrokken zijn.

§ 2 - ADVIESCOMMISSIES

3.
Samenstelling en werkwijze
3.1
Veearbitrage kent twee soorten adviescommissies te weten één welke adviseert over aangelegenheden betreffende huisdieren niet zijnde paarden en pony's en één welke adviseert over aangelegenheden betreffende paarden en pony's.
3.2
Het bestuur wijst gebieden aan waarbinnen een adviescommissie zitting houdt.
3.3
a.
Een adviescommissie voor huisdieren niet zijnde paarden en pony's bestaat uit een dierenarts-voorzitter, een veehouder en een veehandelaar.
b.
Een adviescommissie voor paarden en pony's bestaat uit een dierenarts-voorzitter, een paardenhouder c.q. paardenbezitter en een paardenhandelaar.
3.4
Zo nodig kent een adviescommissie tevens een voorzitter-plaatsvervanger en/of plaatsvervangende leden.
3.5
De leden van een adviescommissie worden door het bestuur van Veearbitrage benoemd, nadat het bestuur advies heeft ingewonnen van respectievelijk de Koninklijke Maatschappij van Diergeneeskunde, het Landbouwschap, de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee en de Centrale Bond van Paardenhandelaren in Nederland. De benoeming geldt voor een periode van vier jaren. Op dezelfde wijze benoemt het bestuur één of meer plaatsvervangers.
3.6
Een adviescommissie heeft tot taak desgevraagd adviserend en/of bemiddelend op te treden in het geval zich geschillen als bedoeld in artikel 2 voordoen.
3.7
De voorzitter van een adviescommissie ziet erop toe dat er bij de behandeling van een geschil over een bepaalde diersoort ter zitting voldoende deskundigheid onder de leden van de commissie vertegenwoordigd is.
3.8
Een adviescommissie is verplicht voor haar adviserend en/of bemiddelend optreden een door het bestuur te bepalen bedrag in rekening te brengen aan één van de partijen, danwel aan beide partijen gezamenlijk, tenzij het bestuur daarvan vrijstelling verleent. Het in rekening gebrachte bedrag moet voor het adviserend en/of bemiddelend optreden van de commissie zijn voldaan.
3.9
In geval van een geschil ontstaan in verband met, of als gevolg van een op een bepaalde plaats gesloten overeenkomst of daaruit voorspruitende verbintenis c.q. verbintenissen, dient de aanvraag tot adviserend en/of bemiddelend optreden te worden gericht tot de secretaris van de adviescommissie binnen wier gebied die plaats is gelegen.
Indien de overeenkomst niet op een bepaalde plaats is gesloten, moet bedoelde aanvraag worden gericht tot de secretaris van de adviescommissie van het gebied waarin de desbetreffende, het geschil inherente huisdieren, althans het grootste gedeelte daarvan zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevond.
In alle andere gevallen moet de aanvraag worden gericht tot de secretaris van de adviescommissie van het gebied waarbinnen de wederpartij woonplaats heeft.
3.10
Indien er sprake is van een geschil als bedoeld in het vorige lid en dit geschil ziet op een kwestie die betrekking heeft op paarden en/of pony's, dan dient de aanvraag tot bedoeld adviserend en/of bemiddelend optreden te worden gericht aan de secretaris van de adviescommissie betreffende paarden en pony's.

§ 3 - ARBITRAGECOMMISSIES

4.
Samenstelling
4.1
Veearbitrage kent vier soorten arbitragecommissies:
-
enkelvoudige arbitragecommissie;
-
meervoudige arbitragecommissie voor huisdieren, niet zijnde paarden en pony's;
-
meervoudige arbitragecommissie voor paarden en pony's;
-
centrale arbitragecommissie.
4.2
De enkelvoudige arbitragecommissie houdt zitting met één lid.
4.3
Het bestuur kan regio's aanwijzen waarbinnen een meervoudige arbitragecommissie zitting houdt. Er is slechts één meervoudige arbitragecommissie voor paarden en pony's.
4.4
Een meervoudige arbitragecommissie houdt zitting met drie leden, te weten een dierenarts-voorzitter, een veehouder en een veehandelaar. De dierenarts/voorzitter ziet erop toe dat de betreffende leden voldoende deskundig zijn op het gebied waar het geschil op ziet.
4.5
Indien het geschil de keuring van een paard of pony betreft en uitsluitend of hoofdzakelijk van medisch-veterinaire aard is, dient de voorzitter afkomstig te zijn uit het paardenbedrijfsleven. De voorzitter is geen dierenarts. Als lid zullen in de commissie plaatsnemen dierenartsen die gespecialiseerd zijn in paarden (paardendierenartsen).
4.6
Alle meervoudige arbitragecommissies voor huisdieren, niet zijnde paarden en pony's, hebben dezelfde voorzitter-dierenarts. De overige leden worden per regio benoemd.
4.7
De centrale arbitragecommissie bestaat uit vijf leden. Tenminste één lid is dierenarts, één lid jurist, één lid veehouder en één lid veehandelaar. Indien het geschil de keuring van een paard of pony betreft en uitsluitend of hoofdzakelijk van medisch-veterinaire aard is, is één lid verbonden aan de Faculteit der Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit Utrecht, één lid jurist, twee leden paardendierenarts en één lid vee- of paardenhandelaar. Het lid-jurist fungeert als voorzitter. De benoeming van de leden geschiedt door de voorzitter van Veearbitrage uit een door het bestuur, na ingewonnen advies van de Koninklijke Maatschappij van Diergeneeskunde, het Landbouwschap, de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee en de Centrale Bond van Paardenhandelaren opgestelde lijst van arbiters. Het bestuur van Veearbitrage bepaalt de zetel van de centrale arbitragecommissie. De secretaris van Veearbitrage of diens door het bestuur aan te wijzen plaatsvervanger fungeert als secretaris van de centrale arbitragecommissie.
4.8
Het bestuur van Veearbitrage benoemt de leden van de arbitragecommissies en hun plaatsvervangers na ingewonnen advies van respectievelijk de Koninklijke Maatschappij van Diergeneeskunde, het Landbouwschap, de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee en de Centrale Bond van Paardenhandelaren in Nederland. De benoeming geldt voor een periode van vier jaren.
4.9
Als secretaris van de arbitragecommissies fungeert de secretaris van Veearbitrage of diens door het bestuur te benoemen plaatsvervanger. Zowel de secretaris als diens plaatsvervanger moeten aan een Nederlandse universiteit in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs of aan de open universiteit, zoals geregeld in de Wet op de open universiteit hebben verkregen, hetzij de graad van doctor in de rechtswetenschap, hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid of de hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of hoedanigheid verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het Nederlands burgerlijk recht, handelsrecht, staatsrecht en strafrecht.
5.
Bevoegdheid
5.1
De enkelvoudige arbitragecommissie is bevoegd van een geschil kennis te nemen indien:
a.
het geschil zich daarvoor naar haar aard leent, doordat het zowel feitelijk als juridisch van niet ingewikkelde aard is, en/of
b.
het belang waarop de vordering betrekking heeft een bedrag van € 4.538,00 niet te boven gaat.
5.2
De vraag of een geschil zich naar haar aard leent voor behandeling door de enkelvoudige arbitragecommissie wordt exclusief beoordeeld door de voorzitter van Veearbitrage, gehoord de secretaris.
5.3
Indien de enkelvoudige arbitragecommissie bevoegd is om van een geschil kennis te nemen, maar partijen schriftelijk overeenkomen dat zij behandeling door een meervoudige arbitragecommissie wensen, is een meervoudige arbitragecommissie bij uitsluiting bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
5.4
In geval van een geschil ontstaan in verband met, of als gevolg van een op een bepaalde plaats gesloten overeenkomst of daaruit voortspruitende verbintenis(sen), is tot behandeling bevoegd de meervoudige arbitragecommissie binnen het gebied waar deze plaats is gelegen. Indien de overeenkomst niet op een bepaalde plaats is gesloten, is bevoegd de meervoudige arbitragecommissie van het gebied waar de betreffende dieren, althans het grootste deel daarvan, zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevonden. In alle andere gevallen is bevoegd de meervoudige arbitragecommissie van het gebied waarbinnen de wederpartij woonplaats heeft.
5.5
Indien het geschil op paarden en/of pony's betrekking heeft is bevoegd de arbitragecommissie voor paarden en pony's.
5.6
Indien twee regionale meervoudige arbitragecommissies zich op grond van het in lid 4 bepaalde ten aanzien van hetzelfde geschil onbevoegd verklaren, wijst de secretaris van de centrale arbitragecommissie een meervoudige arbitragecommissie aan voor de behandeling van het geschil.
6.
Aanvraag
6.1
Iedere arbitrageprocedure vangt aan met de indiening van een daartoe strekkende schriftelijke aanvraag of een beroepschrift bij de secretaris van Veearbitrage. Deze draagt er zorg voor dat de aanvraag zo spoedig mogelijk door de bevoegde arbitragecommissie in behandeling wordt genomen.
6.2
Bij iedere arbitrage-aanvraag wordt - voor zover de bij de arbitrage betrokken partijen zich niet anderszins voor de oplossing van het onderhavige geschil tot arbitrage verplicht hebben - overgelegd een akte van compromis.
6.3
De arbitrage-aanvraag bevat de navolgende gegevens:
a.
de naam, het adres en de woon-, vestigings- of gewone verblijfplaats van de eiser alsmede zijn telefoon- en eventueel telefax- of telexnummer;
b.
de naam, het adres en de woon-, vestigings- of gewone verblijfplaats van de verweerder;
c.
de plaats waar de overeenkomst is gesloten of, naar het oordeel van de aanvrager, geacht kan worden gesloten te zijn en zo deze overeenkomst niet op een bepaalde plaats is gesloten, waar de betreffende dieren, althans het grootste deel daarvan, zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bevonden;
d.
een zakelijke omschrijving van het geschil;
e.
een duidelijke omschrijving van de vordering;
f.
een opgave of enkelvoudige of meervoudige arbitrage gewenst wordt.
6.4
De arbitrage-aanvraag wordt ingediend in vijfvoud. Indien de arbitrage-aanvraag niet in een voldoende aantal exemplaren is ingediend of niet voldoet aan alle vereisten genoemd in het vorige lid, stelt de secretaris zich in verbinding met de eiser teneinde de nodige aanvulling of verbetering te verkrijgen. De secretaris is bevoegd de behandeling van de aanvraag op te schorten zo lang deze niet voldoet aan voornoemde vereisten.
6.5
De eiser is gehouden het in artikel 32 van dit reglement bedoelde voorschot te betalen voordat de arbitrage-aanvraag in behandeling wordt genomen.
7.
Verwijzing naar adviescommissie
De secretaris van de arbitragecommissie kan, indien hem is gebleken dat een bemiddelingspoging nog niet is beproefd, een bij hem ingediende arbitrage-aanvraag aan de bevoegde adviescommissie in handen te stellen, opdat deze binnen een door hem te bepalen termijn een advies kan geven.
8.
Verweer
8.1
De secretaris zendt een afschrift van de arbitrage-aanvraag zo spoedig mogelijk aan de verweerder onder mededeling, dat laatstgenoemde binnen een door de secretaris te bepalen termijn het recht heeft een verweerschrift in te dienen.
8.2
De termijn als bedoeld in lid 1 kan, desgevraagd, door de secretaris worden verlengd.
8.3
Van een ontvangen verweerschrift, dat in vijfvoud moet worden ingediend, zendt de secretaris zo spoedig mogelijk een afschrift aan de eiser.
9.
Onbevoegdheid
9.1
Een verweerder die in een arbitraal geding is verschenen en die een beroep op de onbevoegdheid van de arbitragecommissie wenst te doen wegens het ontbreken van een geldige arbitrage-overeenkomst, dient dit beroep te doen vóór alle weren. Het beroep dient te worden gedaan uiterlijk bij het verweerschrift.
9.2
Indien een verweerder heeft nagelaten het beroep vóór alle weren te doen overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid, vervalt zijn recht om daarop later, in het arbitraal geding of bij de rechter alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil niet vatbaar is voor arbitrage.
9.3
Een beroep op onbevoegdheid van de arbitragecommissie wordt door deze beoordeeld.
9.4
Een arbitrage-overeenkomst dient als een afzonderlijke overeenkomst te worden beschouwd en beoordeeld. Onder arbitrage-overeenkomst wordt verstaan een overeenkomst waarbij partijen geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende rechtsbetrekking zijn ontstaan (akte van compromis) danwel zouden kunnen ontstaan (een arbitraal beding), aan arbitrage onderwerpen; deze overeenkomst wordt bewezen door een geschrift; daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend is overeengekomen.
10.
Tegenvordering
10.1
De verweerder kan een tegenvordering instellen. De tegenvordering dient ingesteld te worden bij verweerschrift. Verweerder is gehouden het in artikel 32 van dit reglement bedoelde voorschot te betalen voordat de tegenvordering in behandeling wordt genomen. Bij een tegenvordering is voorts artikel 6 lid 3 van overeenkomstige toepassing.
10.2
Indien een tegenvordering wordt ingesteld, kan eiser tegen deze vordering schriftelijk verweer voeren. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.
10.3
Een tegenvordering is toelaatbaar, indien daarop dezelfde arbitrage-overeenkomst als die waarop de arbitrage-aanvraag is gebaseerd, van toepassing is, danwel door partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend van toepassing is verklaard.
10.4
De arbitragecommissie zal over de tegenvordering uitspraak doen. De vordering en tegenvordering zullen zoveel mogelijk tegelijkertijd worden behandeld en op de vordering en de tegenvordering zal zoveel mogelijk tegelijkertijd worden beslist.
10.5
Een tegenvordering kan niet voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld.
11.
Mondelinge behandeling
11.1
De arbitragecommissie stelt partijen in de gelegenheid hun standpunten in een zitting mondeling toe te lichten.
11.2
De voorzitter van de arbitragecommissie bepaalt de datum waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden. De secretaris roept partijen tijdig voor de zitting op. Hetzelfde geldt voor volgende zittingen, die naar het oordeel van de arbitragecommissie nodig mochten zijn.
11.3
De voorzitter van de arbitragecommissie stelt de wijze van behandeling ter zitting vast. Hij beslist wie, behalve partijen en hun raadslieden verder ter zitting aanwezig moeten danwel mogen zijn.
12.
Bijstand
12.1
Partijen kunnen in persoon of bij gemachtigde ter zitting verschijnen en zich door een raadsman doen bijstaan.
12.2
De partij, welke van een gemachtigde of raadsman gebruik wil maken, geeft hiervan zo spoedig mogelijk voor de zitting kennis aan de secretaris van de arbitragecommissie.
13.
Getuigen
13.1
Partijen kunnen ter zitting getuigen medebrengen of hen bij deurwaardersexploit doen dagvaarden om op die zitting te verschijnen.
13.2
De namen van de getuigen worden tenminste vijf dagen voor de zitting aan de secretaris en aan de tegenpartij medegedeeld. In bijzondere gevallen kan de arbitragecommissie afwijken van het bepaalde in de vorige zin.
13.3
De arbitragecommissie beslist of de getuige voor de aanvang van het verhoor de eed of de belofte zal moeten afleggen.
13.4
De arbitragecommissie beslist of, en in welke vorm, een verslag van het verhoor wordt gemaakt.
14.
Deskundigen
14.1
Een partij is vrij een door hem ingewonnen advies van een deskundige over te leggen. Indien de partij dit rapport van de deskundige heeft overgelegd of de wederpartij daarom heeft verzocht, danwel de arbitragecommissie zulks heeftbepaald, wordt deze deskundige opgeroepen om ter zitting een nadere toelichting te geven.
14.2
De arbitragecommissie kan een of meer deskundigen benoemen tot het uitbrengen van een advies. De arbitragecommissie kan partijen raadplegen over de aan de deskundige te verstrekken opdracht.
14.3
De secretaris zendt onverwijld aan partijen een afschrift van de benoeming van de deskundige en van de aan hem gegeven opdracht.
14.4
Indien een partij de deskundige niet de door hem vereiste inlichtingen verschaft of de door hem benodigde medewerking verleent, kan de deskundige de arbitragecommissie verzoeken de desbetreffende partij daartoe opdracht te geven.
14.5
Na ontvangst van het rapport van de deskundige wordt dit in afschrift door de secretaris onverwijld aan partijen toegezonden.
14.6
Partijen worden in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het rapport van de deskundige te reageren binnen een door de secretaris te bepalen termijn.
14.7
Ieder van partijen kan de arbitragecommissie schriftelijk verzoeken de deskundige in een zitting van arbitragecommissie te doen horen.
Indien een partij zulk een verzoek wenst te doen, deelt hij dit onverwijld na ontvangst van het rapport van de deskundige aan de secretaris en de wederpartij mede. Ter zitting stelt de arbitragecommissie ieder van de partijen in de gelegenheid de deskundige vragen te stellen. Aan partijen wordt desverzocht de gelegenheid gegeven hunnerzijds deskundigen op dezelfde zitting voor te brengen.
14.8
De arbitragecommissie is in geen geval verplicht het door een deskundige gegeven advies te volgen indien dit met haar overtuiging strijdt.
15.
Bewijs
De toelaatbaarheid van bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijsmateriaal staan ter beoordeling van de arbitragecommissie.
16.
Wijzigingen en aanvullingen
16.1
Een partij kan zijn vordering respectievelijk tegenvordering veranderen of vermeerderen uiterlijk aan het begin van de eerste mondelinge behandeling, of bij gebreke van zo'n behandeling, uiterlijk bij het laatst toegestane schriftelijk stuk.
16.2
Nadien zal zulks niet meer geoorloofd zijn, behoudens bijzondere gevallen die ter beoordeling van de arbitragecommissie zijn. Een partij kan te allen tijde zijn vordering of tegenvordering verminderen.
16.3
De wederpartij is bevoegd zich tegen een verandering of vermeerdering te verzetten, indien hij daardoor in zijn verdediging onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor onredelijk wordt vertraagd. De arbitragecommissie zal, partijen gehoord, onverwijld op het verzet van de wederpartij beslissen.
16.4
In geval van een niet-verschijnen van een partij kan deze partij door de arbitragecommissie schriftelijk in de gelegenheid worden gesteld zich over een verandering of vermeerdering uit te laten.
17.
Intrekking van een arbitrage-aanvraag
17.1
De eiser kan zijn arbitrage-aanvraag intrekken zolang de verweerder geen verweerschrift heeft ingediend of, indien geen schriftelijke behandeling plaatsvindt, zolang de dag voor de eerste zitting nog niet is bepaald.
17.2
Nadien is een intrekking van de arbitrage-aanvraag slechts mogelijk met de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de verweerder.
17.3
De arbitragecommissie kan in geval van intrekking het bedrag van de kosten vaststellen dat door eiser verschuldigd is. Deze uitspraak is niet vatbaar voor hoger beroep.
17.4
Van de intrekking wordt door de secretaris schriftelijk mededeling aan partijen gedaan.
18.
Niet-verschijnen
18.1
Blijft de verweerder in gebreke met het indienen van een verweerschrift binnen de door de secretaris voor indiening van dat verweerschrift bepaalde termijn, zonder dat daartoe gegronde redenen zijn, dan kan de arbitragecommissie aanstonds vonnis wijzen.
18.2
Bij dit vonnis wordt de vordering geheel of gedeeltelijk toegewezen tenzij deze de arbitragecommissie onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
18.3
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien een zitting, al dan niet voorafgegaan door het wisselen van schriftelijke stukken, plaatsvindt en de verweerder, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschijnt, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren.
18.4
Indien de eiser noch in persoon, noch bij gemachtigde ter zitting verschijnt, zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan de arbitragecommissie bij vonnis een einde maken aan het geding. Hetzelfde geldt indien de eiser, binnen een door de secretaris te bepalen termijn, in gebreke blijft zijn vordering overeenkomstig de opdracht van de arbitragecommissie naar behoren toe te lichten.
18.5
De bepalingen van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de tegenvordering.
19.
Maatregelen tijdens geding
19.1
De arbitragecommissie kan, op verzoek van partijen of van één van hen, in elke stand van het geding voorlopig die beslissing nemen of die maatregel treffen ten aanzien van de zaak in geschil, welke haar nodig of nuttig voorkomt.
19.2
De beslissing of maatregel kan worden genomen respectievelijk getroffen in de vorm van een arbitraal tussenvonnis danwel van een opdracht van de arbitragecommissie.
19.3
De beslissing of maatregel prejudicieert op geen enkele wijze het uiteindelijke oordeel van de arbitragecommissie ten aanzien van de zaak zelf.
19.4
Het verzoek laat onverlet het recht van een partij de rechter te verzoeken om een maatregel ter bewaring van recht danwel zich te wenden tot de president van de rechtbank in kort geding.
20.
Zittingsverslag
De arbitragecommissie bepaalt of, en zo ja op welke wijze de verklaringen van partijen, hun gemachtigden of raadslieden en van de getuigen en/of deskundigen, alsmede opmerkingen en vragen van de zijde van de arbitragecommissie worden opgetekend.
21.
Beraadslaging en vonnis
21.1
Nadat de behandeling gesloten is, vindt de beraadslaging plaats en wijst de arbitragecommissie zo spoedig mogelijk vonnis.
21.2
De arbitragecommissie kan een geheel of gedeeltelijk eindvonnis danwel een tussenvonnis wijzen.
21.3
De arbitragecommissie beslist als goede mannen naar billijkheid, tenzij partijen haar bij overeenkomst opdracht hebben gegeven te beslissen naar de regelen des rechts.
21.4
In alle gevallen houdt de arbitragecommissie bij de beslissing rekening met de toepasselijke handelsgebruiken.
22.
Wijze van beslissen
22.1
De arbitragecommissie beslist bij meerderheid van stemmen.
22.2
Weigert een minderheid van de arbiters te ondertekenen, dan wordt daarvan door de andere arbiters onder het door hen ondertekende vonnis melding gemaakt. Ook deze vermelding wordt door hen ondertekend.
22.3
Is een minderheid van de arbiters niet in staat te ondertekenen en kan niet verwacht worden dat het beletsel daartoe binnen korte tijd zal zijn opgeheven, dan zijn de bepalingen van het vorige lid van overeenkomstige toepassing.
22.4
In het vonnis wordt geen melding gemaakt van minderheidsstandpunten.
23.
Inhoud van het vonnis
23.1
Het vonnis wordt in viervoud opgemaakt en door arbiters ondertekend met inachtneming van het in het vorige artikel bepaalde.
23.2
Het vonnis bevat in elk geval:
a.
de namen en woon-, of gewone verblijfplaatsen van de arbiters;
b.
de namen en woon-, vestigings- of gewone verblijfplaatsen van partijen;
c.
een kort overzicht van de procedure;
d.
een weergave van de vordering en, zo die is ingesteld van de tegenvordering;
e.
de gronden voor de in het vonnis gegeven beslissing;
f.
de vaststelling van en veroordeling tot betaling van de arbitragekosten als bedoeld in artikel 35;
g.
de vermelding of overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 de arbitragecommissie naar de regelen des rechts, danwel als goede mannen naar billijkheid heeft beslist;
h.
de beslissing;
i.
de plaats van de uitspraak, zijnde tevens de plaats van arbitrage;
j.
de datum van de uitspraak.
23.3
Indien het vonnis een gedeeltelijk eindvonnis danwel een tussenvonnis betreft, kunnen de vaststelling van en veroordeling tot de betaling van de arbitragekosten genoemd in het vorige lid worden aangehouden tot een later tijdstip in het geding.
24.
Afschrift en depot
24.1
De secretaris zendt zo spoedig mogelijk na ondertekening van het vonnis van dat vonnis een door hem gewaarmerkt afschrift bij aangetekend schrijven aan ieder der partijen toe.
24.2
De secretaris draagt er zorg voor dat het ondertekende vonnis wordt neergelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarbinnen de plaats van arbitrage is gelegen.
24.3
De secretaris stelt zo spoedig mogelijk partijen schriftelijk van de datum van neerlegging als bedoeld in het vorige lid in kennis.

§ 4 - HOGER BEROEP

25.
Hoger beroep
25.1
Tegen een vonnis van de enkelvoudige arbitragecommissie kan hoger beroep worden ingesteld bij de meervoudige arbitragecommissie die overeenkomstig artikel 5, leden 4 en 5 bevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen.
25.2
Tegen een vonnis van een meervoudige arbitragecommissie kan hoger beroep worden ingesteld bij de centrale arbitragecommissie, tenzij het vonnis van de meervoudige arbitragecommissie is gewezen in hoger beroep.
25.3
Hoger beroep van een vonnis is slechts mogelijk indien partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien.
25.4
De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt drie maanden na de dag waarop het vonnis ter griffie van de arrondissementsrechtbank is gedeponeerd, tenzij partijen een andere hoger beroepstermijn zijn overeengekomen.
25.5
Hoger beroep van een gedeeltelijk eindvonnis kan slechts tezamen met het hoger beroep van het eindvonnis worden ingesteld, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
25.6
Hoger beroep van een tussenvonnis kan slechts worden ingesteld tezamen met het hoger beroep tegen een geheel of gedeeltelijk eindvonnis, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
26.
Beroepschrift
26.1
Het hoger beroep wordt aanhangig gemaakt door indiening van een door of namens appellant ondertekend beroepschrift. Dit beroepschrift wordt ingediend bij de secretaris van Veearbitrage.
26.2
Het beroepschrift moet bevatten:
a.
naam, adres en de woon-, vestigings- of gewone verblijfplaats van appellant alsmede eventueel zijn telefoon-, telefax- en/of telexnummer;
b.
naam, adres en de woon-, vestigings- of gewone verblijfplaats van geïntimeerde;
c.
vermelding van de datum waarop het vonnis waarvan beroep ter griffie van de rechtbank is nedergelegd;
d.
vermelding van de arbitragecommissie die het vonnis heeft gewezen;
e.
een duidelijke motivering van de gronden van het beroep;
f.
een duidelijk omschreven vordering.
26.3
Voldoet het beroepschrift niet aan de in het vorige lid gestelde vereisten, dan wordt appellant binnen een door de secretaris van Veearbitrage te bepalen termijn in de gelegenheid gesteld alsnog de nodige verbeteringen en/of aanvullingen aan te brengen.
26.4
De secretaris zendt een afschrift van het beroepschrift zo spoedig mogelijk aan de geïntimeerde onder mededeling, dat laatstgenoemde binnen een door de secretaris te bepalen termijn het recht heeft een verweerschrift in te dienen. De termijn van indiening van het verweerschrift kan door de secretaris desgevraagd worden verlengd.
27.
Mededeling appèl en samenstelling kamer
27.1
De secretaris van Veearbitrage doet van een ingekomen beroepschrift zo spoedig mogelijk mededeling aan de voorzitter van Veearbitrage, die daarna overgaat tot de benoeming van de leden als bedoeld in artikel 4 lid 8.
27.2
De voorzitter van Veearbitrage geeft aan de secretaris van Veearbitrage door welke onder het vorige lid bedoelde leden hij wenst te benoemen. De secretaris schrijft die leden aan met verzoek of zij hun benoeming schriftelijk willen aanvaarden.
27.3
Plaats, dag en uur waarop de zaak zal worden behandeld worden door de voorzitter van de arbitragecommissie in hoger beroep vastgesteld.
28.
Toepasselijkheid bepalingen
Op de procedure in hoger beroep is het bepaalde in de artikelen 10, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 23, 24 en 25 van overeenkomstige toepassing.
29.
Niet-verschijnen
29.1
Indien geïntimeerde noch in persoon, noch bij gemachtigde ter zitting verschijnt en evenmin schriftelijk verweer tegen het ingestelde hoger beroep heeft gevoerd, is de arbitragecommissie in hoger beroep gehouden op het ingestelde beroep te beslissen.
29.2
Indien de appellant noch in persoon, noch bij gemachtigde ter zitting verschijnt, zonder dat daartoe gegronde redenen zijn aangevoerd, kan de arbitragecommissie in hoger beroep bij vonnis een einde maken aan het geding.
30.
Nieuw verweer: tegenberoep
30.1
In hoger beroep is appellant bevoegd zijn eis te verminderen, te veranderen of te vermeerderen.
30.2
Geïntimeerde is bevoegd zich tegen verandering of vermeerdering te verzetten, indien hij daardoor in zijn verdediging onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor onredelijk wordt vertraagd. Dit verzet kan worden gedaan bij verweerschrift in het hoger beroep, danwel bij afzonderlijk schriftelijk stuk. De arbitragecommissie in hoger beroep zal, partijen gehoord, onverwijld op het verzet van de wederpartij beslissen.
30.3
In hoger beroep kunnen nieuwe weren worden aangevoerd, mits de houding van geïntimeerde hierdoor niet in strijd komt met de door hem bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg aangenomen houding.
30.4
Geïntimeerde kan incidenteel beroep instellen.
Incidenteel beroep kan worden ingesteld ook na de in artikel 26 lid 4 bedoelde termijn, doch uiterlijk bij het verweerschrift in hoger beroep. Het incidentele beroep moet voldoen aan de vereisten als bedoeld in artikel 27 lid 2.

§ 5 - BINDEND ADVIES

31.
Bindend advies
31.1
Bindende adviezen worden, desgevraagd, gegeven door een commissie van vijf leden, telkens door de voorzitter van Veearbitrage te benoemen uit de in artikel 4 lid 6 bedoelde lijst van arbiters, met dien verstande, dat tenminste één lid jurist en één lid dierenarts moet zijn. Het lid-jurist fungeert als voorzitter.
De wijze waarop het bindend advies tot stand komt wordt door de voorzitter van de bindend adviescommissie bepaald, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
Het verzoek om een bindend advies wordt ingediend bij de secretaris van Veearbitrage. Bij het verzoeken om een bindend advies, geeft genoemde secretaris aan welk bedrag partijen aan Veearbitrage verschuldigd zijn voor de behandeling van het te geven advies.

§ 6 - KOSTEN

32.
Voorschot
32.1
Degene die een arbitrage-aanvraag indient of van een uitspraak van een arbitragecommissie in hoger beroep komt, danwel een bindend advies aanvraagt, is verplicht om vóór de aanvang van de behandeling een door het bestuur van Veearbitrage te bepalen voorschot te voldoen aan de secretaris-penningmeester van Veearbitrage ter voldoening van de aan arbitrage verbonden kosten.
32.2
Indien verweerder een tegenvordering indient, is hij verplicht om een door het bestuur van veearbitrage te bepalen voorschot te voldoen aan de secretaris-penningmeester van Veearbitrage ter voldoening van de aan arbitrage verbonden kosten.
32.3
De arbitragecommissie is bevoegd, hangende het geding, verhoging van het voorschot te gelasten.
32.4
Indien het gestorte voorschot meer bedraagt dan de kosten van de arbitrage uiteindelijk blijken te belopen, wordt het teveel gestorte aan de rechthebbende gerestitueerd.
32.5
Indien eiser of appellant het verschuldigde voorschot niet binnen de door de arbitragecommissie vast te stellen termijn voldoet, kan de arbitragecommissie de aanvraag om arbitrage danwel het ingestelde beroep als ingetrokken beschouwen.
33.
Kostenbegrippen
33.1
Onder arbitragekosten worden verstaan kosten welke tot en met het deponeren van het vonnis ter griffie van de arrondissementsrechtbank door de arbitragecommissie ten behoeve van het geding zijn gemaakt, daaronder begrepen honoraria van arbiters en van de secretaris van de commissie, redelijke reis- en verblijfskosten van arbiters en secretaris, kosten van secretariële bijstand anderszins, kosten van vergaderruimte voor de zitting en/of beraadslaging, porti en telefoon-, telex- en telefaxkosten.
33.2
Onder arbitragekosten kunnen mede worden verstaan:
a.
de kosten van getuigen en deskundigen, daaronder begrepen de kosten die aan een oproeping verbonden zijn;
b.
de kosten van juridische bijstand van de in het gelijk gestelde partij, indien deze kosten naar het oordeel van de arbitragecommissie noodzakelijk zijn gemaakt en tot een door de arbitragecommissie te bepalen bedrag.
34.
Kostenveroordeling
34.1
De arbitragecommissie stelt de kosten als bedoeld in artikel 34 vast.
34.2
De in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld tot betaling van die kosten, behoudens bijzondere gevallen ter beoordeling van de arbitragecommissie. Indien partijen ieder voor een deel in het ongelijk zijn gesteld, kan de arbitragecommissie de kosten geheel of gedeeltelijk verdelen.
34.3
De arbitragecommissie houdt bij de veroordeling tot betaling van de kosten rekening met het in artikel 33 bedoelde voorschot.
34.4
Veroordeling tot betaling van de kosten kan ook geschieden zonder dat deze door een partij uitdrukkelijk zijn gevorderd.
35.
Kosten bij voortijdige beëindiging
35.1
Indien een geschil is beëindigd voordat het laatste eindvonnis is gewezen, daaronder begrepen een eventueel laatste eindvonnis in hoger beroep, zal de secretaris van de arbitragecommissie aan die partij die het voorschot heeft voldaan opgave doen van de tot dat moment verschuldigde arbitragekosten, die dan te zijnen laste komen.
Indien het voorschot meer beloopt dan de alsdan verschuldigde arbitragekosten, dan zal het meerdere door de secretaris worden gerestitueerd.

§ 7 - WRAKING VAN ARBITERS

36.
Wraking
36.1
Voor of op de eerste zitting van de arbitragecommissie kunnen eiser en verweerder of hun gemachtigde een of meer arbiters wraken. Wraking kan uitsluitend plaatshebben om redenen, waarvoor volgens de wet rechters gewraakt kunnen worden, onverschillig of die redenen voor of na de benoeming van de arbiters(s) zijn opgekomen.
36.2
Reden tot wraking is bovendien aanwezig, indien arbiters onderling of aan partijen tot in de vierde graad wettelijk verwant zijn of vennoten in elkaars zaken of zaken van partijen zijn danwel persoonlijk rechtstreeks of zijdelings bij het geschil betrokken zijn of waren.
36.3
Indien de wraking vóór de eerste zitting plaats heeft, moet zij geschieden door indiening van een door de wrakende partij ondertekend schrijven bij de voorzitter, welk schrijven op straffe van nietigheid moet bevatten:
a.
keuze van domicilie binnen de gemeente, waar het scheidsgerecht zitting houdt;
b.
de na(a)m(en) van de gewraakte arbiter(s);
c.
opgave van de redenen voor de wraking.
Andere dan in dit schrijven opgegeven redenen kunnen niet in aanmerking komen.
36.4
Indien de wraking op de eerste zitting plaatsheeft, moet zij binnen 48 uur op gelijke wijze worden bevestigd. In geval wraking plaatsheeft, wordt de zitting uitgesteld, respectievelijk geschorst, totdat daaromtrent zal zijn beslist. Iedere wraking, welke niet binnen de tijd en op de wijze als hier aangegeven, heeft plaatsgehad of is bevestigd, is nietig en van onwaarde en ieder recht tot wraking is daarmede onherroepelijk vervallen.
37.
Berusting of weigering
37.1
De secretaris zendt van het ontvangen schrijven terstond per aangetekende brief een afschrift aan de wederpartij, alsmede aan de gewraakte arbiter, die daaronder zijn berusting of gemotiveerde weigering vermeldt en het stuk 48 uur na ontvangst wederom aan de secretaris doet toekomen.
37.2
Indien binnen gemelde termijn geen beslissing van de arbiter is ingekomen, wordt deze geacht in de wraking te berusten. Na verloop van laatstgemelde termijn doet de secretaris terstond bij aangetekend schrijven aan partijen mededeling of in de wraking al dan niet is berust. De gewraakte arbiter, die in wraking heeft berust, zal zich van deelneming aan de arbitrage onthouden.
De gewraakte arbiter, die in de wraking niet berust, zal zich onverwijld bij verzoekschrift wenden tot de rechtbank in het arrondissement, waarin de arbitragecommissie zitting houdt, met het verzoek om de opgegeven redenen van wraking na verhoor of oproeping van beide partijen te onderzoeken en daarover te beslissen.
37.3
Genoemde rechtbank zal over de wraking in hoogste instantie beslissen. Indien door wraking een vacature in de arbitragecommissie of de centrale arbitragecommissie ontstaat, wordt daarin voorzien door benoeming van een andere arbiter, overeenkomstig het bepaalde in dit reglement.

§ 8 - WIJZIGING REGLEMENT

38.
Wijziging reglement
38.1
Het bestuur van Veearbitrage kan dit reglement te allen tijde wijzigen. De wijzigingen zijn niet van kracht voor arbitrages die reeds aanhangig zijn.
38.2
Het reglement is van toepassing in de vorm welke het heeft op het tijdstip waarop de arbitrage aanhangig wordt gemaakt.

§ 9 - SLOTBEPALINGEN

39.
Niet voorziene gevallen
In alle gevallen die niet zijn voorzien in het reglement, dient te worden gehandeld overeenkomstig de geest van het reglement.
40.
Niet twee maal oordelen
Een lid van een arbitragecommissie kan geen zitting hebben in een arbitragecommissie die moet oordelen over een geschil, dat eerder door hem als lid van een adviescommissie of arbitragecommissie is behandeld.
41.
Vervanging
41.1
Indien één van de leden, danwel plaatsvervangende leden van de arbitragecommissie, die over een zaak moet oordelen om welke redenen dan ook, niet aan de behandeling daarvan kan deelnemen, danwel een reeds aangevangen behandeling niet kan voleindigen, treedt zijn plaatsvervanger, of zo deze nog niet mocht zijn aangewezen, een door de voorzitter van het bestuur aan te wijzen plaatsvervanger, in zijn plaats.
41.2
Voor het geval de plaatsvervanging, als bedoeld in het eerste lid, moet plaatshebben nadat de eerste zitting is gehouden, zal de zaak niet opnieuw worden behandeld.
42.
Geheimhouding
De leden en de secretaris van de arbitragecommissies zijn verplicht tot geheimhouding tegenover derden van al hetgeen bij de uitoefening van hun functie omtrent de partijen en hun onderneming te hunner kennis komt.
43.
Uitsluiting van aansprakelijkheid
Veearbitrage, een bestuurslid in persoon, de secretaris van Veearbitrage, de secretaris van een arbitragecommissie of een arbiter kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een arbitrage waarop dit reglement van toepassing is.
44.
Toepasselijkheid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
44.1
Waar in dit reglement bepalingen zijn opgenomen die in strijd zijn met de artikelen 1020 e.v. van het Wetboek van Burgelijke Rechtsvorderingen, hebben die bepalingen geen rechtskracht en treden daarvoor in de plaats de bepalingen die terzake de genoemde artikelen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn opgenomen.
44.2
Indien volgens de artikelen 1020 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de president van de rechtbank bevoegd is om beslissingen te nemen, is dat de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht.

Dit reglement is vastgesteld d.d. 18 december 1990 te Utrecht, en gewijzigd d.d. 26 februari 1996 te Utrecht, d.d. 4 juli 1996 te Utrecht, alsmede d.d. 22 november 2000.